zondag 11 mei 2014

Onszelf.

Terwijl jij speelt.
Zit ik hier.
Ik zie je niet.
Ik hoor je tokkelen.
Een tikkeltje onzeker.
Ondertussen zet ik enkele vegen.
Ongelooflijk onzeker.

Het is te lang geleden.
Ik vroeg erom.
Of jij de afwas wou doen.
Dan kon ik nog eens iets doen.
Je zei ja.
Daarom alleen al.

Tegen de tijd dat ik alles van onder het stof haalde.
Was het vuil en het sop al weggespoeld.
Je liet me doen.
Ging zelf kijken wat er nog onder het stof zou kunnen liggen.

Ondertussen zing je goed door.
Je kan het nog, dat staat vast.
Alle klassiekers passeren de revue.
Je draagt zelfs een ode op aan mij.

Ik druk ondertussen de verf die wil loslaten.
Schilder bij waar nodig en waar onnodig.
Ik kan het niet meer.

Veel is mee weggespoeld.
Met de tijd die we niet hadden.
Met de tijd die we liever bij elkaar wilden zijn.

We waren verkeerd.
Ik voelde me nog nooit dichter bij jou.
Al zit je een verdieping hoger.


Mijn ode aan jou. Je verdient zo veel meer. Ik zal oefenen.

zaterdag 10 mei 2014

Gent - Wevelgem

De koers.
Voor mij nog braakliggend terrein.
Twijfelend of er ooit iets zal groeien.
Voor hem, een feestdag, een geluksdag, een festijn.
Van zijn geboorte verbonden met wat jaren de aankomst was en wat het nog jaren zal zijn.
Toch als het aan hen ligt.
De dappere gemeente die hun traditie nooit of te nimmer zal verloochenen.

Het is een eer, het is een trots.
De dag waarop geschoren benen trappelen.
Waar een radiostem het parcours begeleidt met metaforen.
Waar de inwoners de handen in elkaar slaan om het podiumplezier te verwezenlijken.
Waar vijf minuten écht iets gebeurd: aankomen.
Waar voor en na eigenlijk belangrijker is.
Waar bier centraler staat dan de koers.
Waar gezopen wordt omdat het zo moet, of omdat een ander het betaald.
Waar het frituurvet op de straatstenen blinkt.

De laatste coureur heeft de aankomst nog niet bereikt of de finish is al afgebroken.
Desinteresse alom.
Sponsorpanelen worden gehaast weggehaald. De weg wordt weer gestroopt.
Wanneer de zon ondergaat zie je in de schemering alleen nog het witte litteken op de weg.
Een rest van het doel waarvoor men 238 kilometer voor zwoegde.

De koers is een braakliggend terrein voor mij.
Een plek waar niets zal groeien.
Een plek waar ik me meer dan ooit vreemdeling voel tussen de toeschouwers.
En van mijn coureur, want hij speelt het spel maar al te graag mee.