We spelen gitaar en zingen. Kampvuurgewijs. In onze keuken.
Het is volle maan in onze ramen. Geen van beide ontkent.
Ondanks de bolle lamp achter ons.
De tuin is donker, er is geen kampvuur maar wel cava en onze wangen gloeien. Nog even het is allemaal voorbij maar dat ontkennen we wel. Vergeten we. Verdringen we. Nog even.
De afgelopen vijf dagen waren uitdrukkelijk niet volgepland. Als dat al bestaat. Ze waren wel volgestouwd met één enkele verwachting. Bij elkaar, onszelf zijn. De Ardennen als verse potgrond voor dit idee. Een gitaar en schildersgerief als water en lucht. Exact dat hadden we beide nodig. Frisse lucht.
Ik zag je terug kleur krijgen.
Later, een citytrip in eigen stad. Met de fiets van zomerbar naar zomerbar. We dronken zon tot we terugdraaiden. De voetgangerstunnel bleek de brug naar een duistere wereld te zijn. Te veel zon gedronken. Het onweer overtrok de stad. Wij fietsten, weg alles. Achtervolgd door flitsen en begeleid door gedonder vlogen we mee met de wind. Bijna hadden we de strijd gewonnen tot vlak voor de finish. Een kilometer stortbad. Vier minuten kletsnat. Het water gutste van ons gezicht, de zonnecrème pikte in onze ogen.
Ik kreeg terug kleur.
En nu. En nu.
Ontkennen gaat niet meer. Nog één lied.
De wekker alarmeert.
Ik grap dat je best een regenjas meeneemt.